September: Cannons in the Hay
Tien Gedichten; Ten Poems
The guest poems for this week are new English
translations of a set of ten Dutch pieces.
The featured poets are, Hans
Andreus, J.C.
Bloem, Gerrit
Kouwenaar,
Hendrik
Marsman, J.C.
van Schagen,
Jole van
Leeuwen,
Maurits Mok
and Judith Herberg:
Cannons in the
Hay
In dieser Welt, wo Unrecht so geschieht
wie Staub sich bildet unter allen Dingen
in allen Fugen des geklafften Daseins.
Rainer Maria Rilke (c. 1911, Paris)
In this world, where injustice happens
just as dust accumulates under all things--
in all the joints of a split-open reality.
(tr. C. C.)
Cage De componist Cage zegt: stilte bestaat niet want je hoort altijd het ruisen van je eigen bloed. Maar als ik nu altijd de stilte hoor van o.m. het ruisen van mijn eigen bloed, wat dan, Cage? Hans Andreus (1926-1977) |
Cage Cage the composer says: silence doesn't exist because you always still hear the circulation of your own blood. But now if I always hear silence of among other things the circulation of my own blood, what then, Cage? |
Gure
Zomer Ononderbroken teisteren de dagen Een grauwe wereld, die geen zon bescheen, En met hun onverbiddelijke vlagen Regent de laatste hoop uit 't leven heen. Op weg naar 't graf is men niet meer verbolgen, |Men wacht gelaten wat het lot besloot En denkt aan 't enige wat nog kan volgen: Najaar en ouderdom, winter en dood. J.C. Bloem (1887-1966) |
Bleak Summer Without a pause the days so ravage, No sun has shone, the world of gray, And with their winds so harsh and savage They rain the last hope out of life away. No longer incensed on the way to the grave, With peace one waits for fate's last breath And thinks about what comes beyond the wave: Autumn and old age, winter and death. |
Werkelijkheid Ik doe zaken. Ik heb een heel grote schrijftafel En mijn gezicht staat moeilijk. Ik praat in een telefoon En ik heb een mijnheer, Die juffrouwtjes kan laten werken En nog meer mijnheeren. De juffrouwtjes ruiken zoo lekker, Ze ruiken allemaal verschillend. De mijnheeren zijn in groote jassen. Ik bloos er wel van. Het lijken wel Engelschen, En ik begrijp niet, waarom ze doen wat ik vraag. Er was veel zaken vandaag. Het waren allemaal gedachten van menschen, Er waren veel dikke, die duwden en waren / onwillig. Ik begreep niet, waarom ze zoo koppig waren. Er waren magere, met valsche haakjes, En er zat veel in de knoop. Het was precies het kistje met oudroest en touwtjes van mijn grootvader. Ik was een vreemdeling. Toen ben ik maar gaan wandelen in de boschjes. Het was een arme dag, de straat was nat. De zwarte boompjes hadden honger, Die trok hun magere vingertjes krom. De wind zei verdrietige verhaaltjes. Het Novemberlicht was saai en schraal achter / vervelende wolken. Maar in mijn hart bonsde de opstand En ik zei: lieve God, ik wil een / straatsteen zijn. J.C. van Schagen (1891-1985) uit: Narrenwijsheid (1925) |
Reality I'm a business man. I have a really big writing table. And my face looks a bit out of sorts. I talk on a telephone And I have a boss, Who can really put the secretaries to work And still other bosses. The secretaries really smell good. They all smell different. The bosses wear expensive suits. It makes me blush. They look like Englishmen. And I have no idea why they do what I ask. There was a lot of business today. It was all about thoughts of other people. Lots of fat ones, that pushed and weren't / cooperative. I have no idea why they were so headstrong. There were thin ones with fake heels, And there was a lot of stuff all kind of tied up. It was just like my grandfather's cabinet with all the old rust and ropes I was a stranger. And then I just went for a walk in the woods. It was a lousy day, the street was wet. The black trees were so hungry That it pulled their little skinny fingers all twisted. The wind told sad stories. The November light was drab and harsh behind the/ bothersome clouds. But my heart pulsed with revolt And I said: dear Lord, I want to be a stone / in the street. |
In de
Straten In de straten der stad schuilen regen en mensen misschien is het zomer late zomer haast najaar ik denk dat er bladeren zijn als vertrapte handen jongens rapen bedroefd en zinloos kastanjes de avond komt langzaam op kogellagers meisjes laten zich bevend in portieken betasten mannen zitten dampend in cafetaria's vrouwen lopen zacht fluitend de parken door aan de glazen puien van krantenpaleizen lezende vingers langs de lippen der dodenlijsten staand op elkanders voeten peilend elkanders ogen hij is gesneuveld in een bioscoopjournaal| ik denk ik ben gesneuveld ik ga huiswaarts niemand ziet mij ik roep luid maar geen stem ik stamp met mijn hakken ik roep de klok aan mijn tabak is gestolen ik ben gesneuveld Gerrit Kouwenaar |
In the Streets In the streets of the city lurk rain and people perhaps it is summer late summer almost autumn I think there are leaves like trampled hands young boys scrounge sad and senseless for chestnuts the evening arrives slowly on ballbearings trembling girls are fondled in the porticos men sit steaming in the cafeterias women walk through the parks whistling softly Upon the glass storefronts of newspaper palaces reading fingers move along the lips of death notices standing on each other's feet taking stock of eyes he has been found missing in a movie magazine I think I've been found missing I'm going home nobody sees me I call out loud but no voice I stomp with my heels I call to the clock my tobacco has been stolen I've been found missing |
Baai bij avond De schemering valt. een grote, rode maan stijgt langzaam uit de golven aan den oosterrand der nauwlijks ademende avondzee. de dromen komen met de golven mee en mijmerend gewordt mij, ongezocht, waarvoor ik jaren in vertwijfeling vocht, denkende dat het geluk omstréden moest zijn en dat het leven zonder smeken niet schenkt. o, heerlijk is nu het talmen geworden aan deze rede! bij het dwalen onder de nacht'lijke palmen ben ik van vrede doordrenkt. Hendrik Marsman |
Bay by evening Twilight comes. a large, red moon rises slowly out of the waves on the eastern edge of the hardly breathing evening bay. dreams come together with the waves while musing things are revealed to me, unsought for, which for years in doubt I fought to find thinking that happiness must be questioned and that life without pain does not bestow. o, how wonderful to linger on these thoughts! with the disappearing beneath the evening palms I am filled with peace. |
Bloemen
leven lichtzinnig . . . Bloemen leven lichtzinnig in hun bladen Dieren lopen vanzelfsprekend: ze zwijgen van wat ze zouden kunnen zijn; hun daden gebeuren altijd nu, dieren zijn eigen Mensen doen alsof. Bestaan in ijskoude denken, denken, denken dat ze bestaan. Geen mens kènt een mens. Men wil zich vasthouden. Angst laat niet los. Men kijkt zijn spiegel aan En hangt zich op aan winterse systemen of takken van geloof. Maar dood is dood. Men neemt zich mee en is niet mee te nemen En ik ben eenzelfde. Maar leg mij bloot omdat ik zien wil wie ik toch nog ben. Ik moet toch een mens zijn die ik herken. Hans Andreus (1926-1977) uit: Sonnetten van de kleine waanzin (1957) |
Flowers live so frivolously . . . Flowers live so frivolously in their leaves Animals walk so at ease: they remain silent about what they could be; their deeds happen forever now, animals are their own People do as if. Exist in ice-cold thinking, thinking, thinking that they exist. No one knows anyone. One wants something to hold. Fear doesn't let go. One looks in the mirror And hangs oneself up on wintery systems and branches of belief. But death is death. One takes oneself along and can't go along And I'm just the same. But lay me bare for I wish to see yet who I am. I have to bedon't I? someone I recognize. |
Aankomsthal Op deze tegelzee dit hoopje ongeregeld dat niet meebeweegt. Dat staat te staren naar het oude, licht onpasselijke groen, waartoe ooit in vergadering besloten werd voor deuren daar die niemand hier kan opendoen. Die deuren zullen zich wel zelf. Dan laten koffers los met al wat fris en breekbaar bleef gewikkeld in gedragen kleren. Dan schiet naar voren voor door omslingering wie zegt: daar ben je ben je hier, tot wie er niet meer is. Joke van Leeuwen |
Arrival Hall On the sea of tiles this unruly pile that won't move along. That stands staring at the old, slightly inappropriate green that sometime long ago in a meeting chose doors that nobody here can get open. The doors will take care of themselves. The bags let go with soft drinks and breakables stay wrapped in carried clothes. Then shoots ahead in front through circling around who says: there you are you are here, to one who is no longer there. |
Insomnia
Denkend aan de dood kan ik niet slapen, En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliet gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet-zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel `te wapen', Waar de levenswil ten strijd mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept met de knapen. Evenals een vrouw, die eens zich gaf, Baren moet, of ze al dan niet wil baren, Want het kind is groeiende in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, En het voorbestemde doel van 't paren Is niet minder dan de wieg het graf. J. C. Bloem (1887-1966) |
Insomnia Thinking about death I can't sleep. And not sleeping, I think about death. And life runs the same as the flight. And every being is for non-being created. How powerless sounds the ungenerous "to arms", Where the will to life necessarily fights, Next to the clarion of death's sharp push, That the old man calls with a crack. Just as a woman, who gave herself, Must bear her child, like it or not, For the child is growing within her womb, Every being is pregnant with death, And the predetermined goal of all union Is no less the crib than the grave. |
Begrafenis van Hans
Andreus Wat gaat dat simpel, in Putten weggedragen worden uit de tijd, een uitreis op wiegende schouders door straten in eigen bezigheid verloren. En wat zou een dichter meer kunnen wensen dan dat rondom zijn beginnende eeuwigheid de dag zijn gang gaat, mensen om winst en verlies hun doden vergeten, zich een al te koele zomer van het lijf trachten te houden en met de klok mee hun voeten verzetten? Hij vervolgt zijn tocht buiten de dampkring. Deze avond zullen dezelfde sterren opengaan, dezelfde nachtgeluiden ontwaken en sterven, dezelfde gedachten tot dromen verijlen. De doden, niemand / hoort ze meer. Men loopt met levende stappen over hun zwijgen heen. Maurits Mok (1907-1989) uit: Bij brood alleen (1980) |
The Burial of Hans Andreus How simple really, in Putten to be carried away out of time a journey of departure on cradling shoulders through streets lost in their own activity. And what more could a poet ask for than that around his own beginning of eternity the day goes its own way, people in gain and loss forget their dead, try to distance themselves from an all too cool summer and in step with the clock resist with their feet? He continues his journey outside the atmosphere. This evening the same stars shall open up, the same night sounds shall awaken and die, the same thoughts shall rarefy into dreams. The dead, nobody / hears them. One walks with living steps over their silence. |
Au Zou dat er zijn, een wet tot het behoud van pijn? Zodat, als wij hem hier bestrijden iemand, ergens, pijn moet lijden erger dan het woordje au? Of zou pijn, als energie (even nog, analogie) zich omzetten, niet in warmte, maar bijvoorbeeld in een armte erger dan het woordje au? Of zou de pijn die wij verdrijven in een àndere vorm hier blijven lachloos, zangloos doen verstijven onze pijn-dorstige lijven hunkerend naar het woordje au? Judith Herzberg (1934) uit: Dagrest (1984) |
Ow Should that exist, a law for the conservation of pain? So that, if we fight it here, another, somewhere, must suffer pain there worse than that tiny little word ou? Or should the pain, as energy (for a moment as analogy) be converted, not into heat, but into for example a poverty worse than that tiny little word ou. Or should the pain we drive away in some other form be here to stay without music and laughter to play in our pain-thirsty bodies holding sway hungering after that tiny little word ou. (all tr. Cliff Crego) |
See also: new |
"Straight
roads, Slow rivers, Deep clay." |
A collection of contemporary Dutch poetry in English translation, with commentary and photographs by Cliff Crego |
See also another website by Cliff Crego: The Poetry of Rainer Maria Rilke |
A presentation of 100 of the best poems of Rilke in both German and new English translations: biography, links, posters |