P/P | r2c | October: "Three-day
Rain" and the Poetry of War
"Almost never do you / see a bird in the air hesitate, turn, go back." from Almost Never, a poem by Judith Herzberg This week, an image from the Alps, "Three-day Rain". Also: four new translations of Lowland poems.
|
Vier Gedichten; Four Poems
The guest poems for this week are new English
translations of a set of four Dutch pieces.
The featured poets are, Adriaan
Morriën, Jan Campert, Gerrit
Achterberg and
Judith Herberg:
Bombardementsvlucht Hoe weinig wij van vliegmachines weten! Het moet nu koud zijn in de winternacht, Onder een hemel waarin sterren bleken, Boven een land dat op verschrikking wacht. En zelfs al zouden de piloten in hun jassen Zich warm en veilig voelen achter glas, De fraaie sterren hen opnieuw verrassen Als vroeger bloemen tussen wuivend gras; Hoe ver zijn zij van wat ons hier beneden Ontroert en aan de aarde bindt: Een kamer waarin dankbaar wordt gegeten, Een stilte door het klokgetik bemind. Zij vliegen in het ronken der motoren Dat verre echo's in de ruimte wekt, Boven de zee die geen geluid laat horen, Over een land dat zich in 't donker dekt. Zij zien rivieren in het maanlicht blinken En vinden zich aan tekenen terecht Van steden die hun zoeklicht laten zinken Zoals men goedenavond zegt. En zonder haat zien zij hun bommen springen, Vervolgt hen het vijandelijke vuur; 't Veelvoudig licht heeft schone aarzelingen In de ontzaglijkheid van ruimte en uur. Zij kennen een toewijding in 't vernielen Die hen ontroert zoals zij ons ontzet: Veel tegenstrijdigs ligt in onze zielen Bijeen als kinderen in hetzelfde bed. Het vliegtuig dat zich raaklings heeft ontladen Rust nu als speelgoed zingend in hun hand: Als hen de dood niet aan zijn strand doet dalen Landen zij veilig in het vaderland. Adriaan Morriën (1912) |
Bomber
Flight How little we about flying machines know! It has to be cold up there in the winter night, Under the heavens in which stars whiten, Above a land that awaits such terror. And even if the pilots in their jackets should feel warm and safe behind the glass, The beautiful stars surprising them again As early flowers among waving grass; How far they are from what moves us here Below and holds us close to the earth: A room where thanks is given before a meal, A silence dear to the tick of a clock. They fly in the whir of their motors That distant echoes in all around awakens. Above the sea that lets no sound be heard, Over a land that hides itself in darkness. They see rivers in the moonlight glitter And find themselves appearing on drawings Of cities that let their searchlights dim Just like one might say good evening. And not with hate they see their bombs fall Followed on their flanks by unfriendly fire; The manifold light with such pretty lingerings In all the immensity of both space and hour. They know a dedication in destruction That moves them just as they fill us with fear: So much contradiction lies in our souls Together as children in the very same bed. The airplane that on target empties itself Rests now as a toy singing in their land: If not forced down by Death upon his shores, Safely they'll land in their fatherland. |
Het Lied der Achttien
Dooden Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien. O lieflijkheid van licht en land, van Holland's vrije kust, eens door den vijand overmand had ik geen uur meer rust. Wat kan een man oprecht en trouw, nog doen in zulk een tijd? Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw en strijdt den ijdlen strijd. Ik wist de taak die ik begon, een taak van moeiten zwaar, maar't hart dat het niet laten kon schuwt nimmer het gevaar; het weet hoe eenmaal in dit land de vrijheid werd geeerd, voordat een vloekbre schennershand het anders heeft begeerd. Voordat die eeden breekt en bralt het miss'lijk stuk bestond en Holland's landen binnenvalt en brandschat zijnen grond; voordat die aanspraak maakt op eer en zulk Germaansch gerief ons volk dwong onder zijn beheer en plunderde als een dief. De Rattenvanger van Berlijn pijpt nu zijn melodie, zoo waar als ik straks dood zal zijn de liefste niet meer zie en niet meer breken zal het brood en slapen mag met haar verwerp al wat hij biedt of bood die sluwe vogelaar. Gedenkt die deze woorden leest mijn makkers in den nood en die hen nastaan 't allermeest in hunnen rampspoed groot, gelijk ook wij hebben gedacht aan eigen land en volk - er daagt een dag na elken nacht, voorbij trekt iedre wolk. Ik zie hoe't eerste morgenlicht door 't hooge venster draalt. Mijn God, maak mij het sterven licht- en zoo ik heb gefaald gelijk een elk wel falen kan, schenk mij dan Uw gena, opdat ik heenga als een man als 'k voor de loopen sta. Jan Campert (1902-1943) * |
The Song of the Eighteen Dead A cell is but six feet long and hardly six feet wide, yet smaller is the patch of ground, that I now do not yet know, but where I nameless come to lie, my comrades all and one, we eighteen were in number then, none shall the evening see come. O loveliness of light and land, of Holland's so free coast, once by the enemy overrun could I no moment more rest. What can a man of honor and trust do in a time like this? He kisses his child, he kisses his wife and fights the noble fight. I knew the task that I began, a task with hardships laden, the heart that couldn't let it be but shied not away from danger; it knows how once in this land freedom was everywhere cherished, before the cursed transgressor's hand had willed it otherwise. Before the oath can brag and break existed this wretched place that the lands of Holland did invade and for ransom her ground has held; Before the appeal to honor is made and such Germanic comfort our people forced under their control and looted as a thief. The Catcher of Rats who lives in Berlin sounds now his melody, as true as I shortly dead shall be my dearest no longer see and no longer shall the bread be broke and share a bed with her reject all he offers now and ever that sly trapper of birds. For all who these words thinks to read my comrades in great need and those who stand by them through all in their adversity tall, just as we have thought and thought on our own land and people a day does shine after every night, as every cloud must pass. I see how the first morning light through the high window falls. My God, make my dying light and so I have failed just as each of us can fail, pour me then Your grace, that I may like a man then go if I a squadron must face. |
Slagveld De schemer valt als grond. In Holland loopt een hond. Een hond met lange tanden. Er gaat door alle landen een grote zwarte hond. Wij liggen in het rond. Niet langer van elkander. Wat ons tesamen bond stierf tussen onze tanden. De schemer valt als grond. Gerrit Achterberg (1905-1962) |
Battlefield The twilight falls like ground. In Holland walks a hound. A hound with very long teeth. He goes through all the lands a large and very black hound. We're scattered all around. No longer with one another. What bound us together died between our teeth. The twilight falls like ground. |
Bijna Nooit
Bijna nooit zie je een vogel in de lucht zich bedenken, zwenken, terug. Judith Herzberg uit: Dagrest (1984) |
Almost Never Almost never do you see a bird in the air hesitate, turn, go back. (all tr. by Cliff Crego) |
*
Jan Campert, who was the father of poet
Remco Campert,
(also featured here in translation
recently) was a leading figure in the Dutch resistance during the German
occupation of Holland
in World War II. He died at the concentration camp at Neuengamme in 1943.
See also in translation,
Jan Campert's
Sonnetten
voor Cynara (XIV)
Standbeeld voor Jan Campert/
Statue hornoring Jan Campert
"In Spijkenisse, het geboortedorp van Jan Campert, (Spijkenisse 1902
- concentratiekamp Neuengamme 1943), zal in
2002, honderd jaar na zijn geboorte, een monument worden opgericht voor deze
dichter en verzetstrijder. Het gedenkteken
werd ontworpen door de kunstenares Helen Ferdinand uit Spijkenisse. Het zal
geplaatst worden vlakbij het gesloopte
geboortehuis van Jan Campert. Als dichter werd Jan Campert vooral bekend
door zijn verzetsgedicht
"Het Lied van de
Achttien Dooden"."
(Source: Meander
Krant)
See also: new |
"Straight
roads, Slow rivers, Deep clay." |
A collection of contemporary Dutch poetry in English translation, with commentary and photographs by Cliff Crego |
See also another website by Cliff Crego: The Poetry of Rainer Maria Rilke |
A presentation of 80 of the best poems of Rilke in both German and new English translations: biography, links, posters |